Zwartbol actueel
< Terug naar overzicht
20-10-2017
‘Asbest-vervuilde-straalgrit’….en dan?
In de afgelopen twee weken is het probleem rondom asbest-vervuilde-straalgrit volop aan de orde geweest bij diverse bedrijven, waaronder werven en toeleveranciers in Nederland. Hierdoor lagen er in de civiele-, maar ook in de scheepsbouw diverse projecten helemaal stil. Dat heeft vanzelfsprekend juridische gevolgen.
Ons kantoor is in de advisering rondom deze problematiek volop betrokken, met name ook vanwege de diverse juridische invalshoeken die hierbij spelen. Hieronder behandelen wij daarom een aantal onderwerpen die in het kader van deze problematiek zowel vanuit de werfzijde gezien als vanuit de positie van toeleverancier (schilders- of straalbedrijf, leverancier van materiaal) relevant kunnen zijn.
• Vanuit werfzijde gezien
1. Het belangrijkste is natuurlijk eerst dat er aan damage-control (schadebeperking) wordt gedaan. Het uit veiligheidsoverwegingen stilleggen van het werk en het naar huis sturen van de mensen is uit voorzorg absoluut een geboden stap. Meteen ook het inventariseren van het asbestrisico door het ruimschoots nemen van monsters. Wij raden een ieder aan dit onder eigen regie te doen, zodat de betreffende partij (werf) als opdrachtgever van een dergelijk onderzoek ook zelf de uitkomst krijgt. Een dergelijk onderzoek doen en in kaart brengen van de precieze contaminatiepositie is op diverse fronten relevant: (i) richting de eigen medewerkers (is het weer veilig om aan het werk te gaan?), (ii) richting eventuele acties vanuit de Inspectie SZW, (iii) richting “the Owner” onder de respectievelijke bouwcontracten, (iv) richting de schilder/straler c.q. de toeleverancier van het materiaal en (v) mogelijk op langere termijn, als bewijs van invulling van de schadebeperkingsplicht, mocht het ooit in de toekomst komen tot gerelateerde claims van ziek geworden werknemers of anderszins. Natuurlijk zijn de uitkomsten van dergelijk onderzoek ook bepaald relevant om zo snel mogelijk ofwel weer gewoon met het werk te beginnen ofwel zo snel mogelijk schoonmaakwerkzaamheden te kunnen uitvoeren of te laten uitvoeren.
2. De tweede invalshoek betreft de vraag of een dergelijk euvel valt onder de “Force Majeure” (overmacht) bepalingen in de respectievelijke bouwcontracten. Dit zal heel sterk afhangen van de precieze teksten van de betreffende contracten en van de vraag welk recht op deze contracten van toepassing is. Los van de vraag of je als werf daadwerkelijk Force Majeure zou willen inroepen, is het tenminste de exercitie waard om dit in de relevante contracten te onderzoeken. Als de uitkomst is dat de nu gerezen problematiek onder het betreffende bouwcontract Force Majeure is, dan bevat het contract meestal ook redelijk stringente bepalingen hoe en binnen welke termijn Force Majeure ingeroepen dient te worden. Daarna volgt uiteraard de afweging of het wenselijk is Force Majeure daadwerkelijk in te roepen.
3. De derde invalshoek is natuurlijk richting de schilder/straler die als “subcontractor” van de werf de werkzaamheden met dit vervuilde grit heeft uitgevoerd en het dus qua verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid in de keten versus de werf heeft veroorzaakt c.q. richting de toeleverancier die dergelijk vervuild grit eventueel rechtstreeks aan de werf heeft aangeleverd. Ook hiervoor is de contractuele basis weer zeer relevant en zal daar onderzoek naar moeten worden gedaan. Het verdient in ieder geval de aanbeveling, ter bewaring van rechten, alle betreffende toeleveranciers schriftelijk aansprakelijk te stellen. De schadediscussie is dan een discussie van een latere aard, maar een aansprakelijkheidsstelling is voor bewaring van de eigen positie en een adequate follow-up daarop aan te raden.
4. De vierde dynamiek is dat de producent c.q. distributeur van dit vervuilde grit mogelijk ook rechtstreeks aansprakelijk is te stellen wegens productaansprakelijkheid. Gaat het bij de levering van producten om een ‘gebrekkig product’ dat bijvoorbeeld leidt tot een gebrek op het gebeid van de veiligheid, dan kent het Nederlandse recht daar een risicoaansprakelijkheid voor van de producent.
5. De vijfde en laatste invalshoek is die van een eventuele verzekering. Het hangt natuurlijk sterk af van het antwoord op de vraag welke risico’s de betreffende werf verzekerd heeft, maar het loont zeker de moeite, omdat er nu eenmaal schade door deze affaire optreedt, om te kijken of hiervoor op de één of andere wijze dekking onder een eventuele verzekering bestaat.
• Vanuit toeleveranciers’ zijde bezien
Feitelijk spelen bovenstaande invalshoeken mutatis mutandis ook voor de dynamiek vanuit de kant van de toeleveranciers bezien.
1. Allereerst zal ook een toeleverancier (bijvoorbeeld de schilder of de straler die dit materiaal gebruikt heeft en dus in de keten de werf toe verantwoordelijk is) direct feitenonderzoek moeten doen om zodoende zijn eigen positie in kaart te brengen. De vragen zoals die hierboven onder punt 1 zijn geformuleerd, spelen uiteraard net zo voor een toeleverancier die zich met deze situatie geconfronteerd ziet.
2. Op grond van de feitelijke situatie zullen er ook door de betreffende toeleverancier meteen maatregelen ter beperking van de schade genomen moeten worden, allereerst richting het eigen personeel maar ook tegenover de opdrachtgevers, meer in het bijzonder de opdrachtgevers die zelf weer uit voorzorg hun bouwproces hebben stilgelegd. Mede vanuit schadebeperkend oogpunt is pro-actief en doortastend handelen daarbij het devies. De discussie over de vraag ‘wie moet wat betalen’ zal, als op voorhand niet duidelijk mocht zijn voor wiens risico één en ander komt, pas van een latere orde zijn. Eerst maatregelen nemen ter indamming en ter oplossing van de vervuilde situatie zodat personeel wordt beschermd en projecten verder kunnen.
3. Het onmiddellijk in kaart brengen van de situatie geldt ook voor de contractuele verhouding van de toeleverancier met zijn opdrachtgever in de keten, de werf. Er zal direct nagegaan moeten worden wat het contract of de eventueel van toepassing zijnde algemene voorwaarden tussen toeleverancier en werf op dit punt en op het punt van een mogelijke aansprakelijkheid of mogelijk beperking daarvan bepaalt. De uitkomst hiervan is vanzelfsprekend bepalend voor de vraag hoe een eventuele reactie zou (kunnen) zijn in het geval er een aansprakelijkheidsstelling van de werf is ontvangen.
4. En naar beneden in de keten, dus vanuit de toeleverancier weer naar zijn leverancier, geldt dit evenzo. Ook hier zal beoordeeld moeten worden wat de contractuele relatie precies inhoudt om zo onder het contract en eventuele toepasselijke algemene voorwaarden te kunnen bepalen wat de juridische positie is en waar de aansprakelijkheid (en een eventuele beperking ervan) ligt. Een aansprakelijkheidsstelling naar deze leverancier toe ter bewaring van rechten, lijkt ook hier zeker geïndiceerd.
5. De punten 4 en 5 zoals hierboven opgemerkt, zijn evenzeer voor de toeleverancier die het aangaat precies zo relevant.
Dit zijn zo de eerste algemene lijnen in het kader van de problematiek rondom het asbest-vervuilde-staalgrit dat de afgelopen twee weken speelde. Wij raden kort samenvattend aan partijen die daarbij betrokken zijn aan om eerst maar eens in kaart brengen wat de precieze omvang en gevolgen van dit alles zijn. Hopelijk valt het allemaal wel mee, en kunnen de stilgelegde projecten zo snel mogelijk weer opgestart worden (als ze dat inmiddels niet al zijn), maar desalniettemin is actie nu wel op zijn plaats. Als de projecten dan weer lopen, dan valt verder wel in kaart te brengen wat de aansprakelijkheids-, de financiële en de eventuele verzekeringstechnische gevolgen zijn.
Nu ons kantoor volop bezig is rondom de juridische kwalificaties en het inventariseren van de gevolgen van deze problematiek, zijn wij vanzelfsprekend bereid om ook uw specifieke vragen hieromtrent te beantwoorden. U kunt daarvoor contact opnemen met Mr J.S. Ort via ort@zwartbol.eu of via 078-6992529.
< Terug naar overzicht
Asbest vervuild straalgrit, een eerste juridische inventarisatie
‘Asbest-vervuilde-straalgrit’….en dan?
In de afgelopen twee weken is het probleem rondom asbest-vervuilde-straalgrit volop aan de orde geweest bij diverse bedrijven, waaronder werven en toeleveranciers in Nederland. Hierdoor lagen er in de civiele-, maar ook in de scheepsbouw diverse projecten helemaal stil. Dat heeft vanzelfsprekend juridische gevolgen.
Ons kantoor is in de advisering rondom deze problematiek volop betrokken, met name ook vanwege de diverse juridische invalshoeken die hierbij spelen. Hieronder behandelen wij daarom een aantal onderwerpen die in het kader van deze problematiek zowel vanuit de werfzijde gezien als vanuit de positie van toeleverancier (schilders- of straalbedrijf, leverancier van materiaal) relevant kunnen zijn.
• Vanuit werfzijde gezien
1. Het belangrijkste is natuurlijk eerst dat er aan damage-control (schadebeperking) wordt gedaan. Het uit veiligheidsoverwegingen stilleggen van het werk en het naar huis sturen van de mensen is uit voorzorg absoluut een geboden stap. Meteen ook het inventariseren van het asbestrisico door het ruimschoots nemen van monsters. Wij raden een ieder aan dit onder eigen regie te doen, zodat de betreffende partij (werf) als opdrachtgever van een dergelijk onderzoek ook zelf de uitkomst krijgt. Een dergelijk onderzoek doen en in kaart brengen van de precieze contaminatiepositie is op diverse fronten relevant: (i) richting de eigen medewerkers (is het weer veilig om aan het werk te gaan?), (ii) richting eventuele acties vanuit de Inspectie SZW, (iii) richting “the Owner” onder de respectievelijke bouwcontracten, (iv) richting de schilder/straler c.q. de toeleverancier van het materiaal en (v) mogelijk op langere termijn, als bewijs van invulling van de schadebeperkingsplicht, mocht het ooit in de toekomst komen tot gerelateerde claims van ziek geworden werknemers of anderszins. Natuurlijk zijn de uitkomsten van dergelijk onderzoek ook bepaald relevant om zo snel mogelijk ofwel weer gewoon met het werk te beginnen ofwel zo snel mogelijk schoonmaakwerkzaamheden te kunnen uitvoeren of te laten uitvoeren.
2. De tweede invalshoek betreft de vraag of een dergelijk euvel valt onder de “Force Majeure” (overmacht) bepalingen in de respectievelijke bouwcontracten. Dit zal heel sterk afhangen van de precieze teksten van de betreffende contracten en van de vraag welk recht op deze contracten van toepassing is. Los van de vraag of je als werf daadwerkelijk Force Majeure zou willen inroepen, is het tenminste de exercitie waard om dit in de relevante contracten te onderzoeken. Als de uitkomst is dat de nu gerezen problematiek onder het betreffende bouwcontract Force Majeure is, dan bevat het contract meestal ook redelijk stringente bepalingen hoe en binnen welke termijn Force Majeure ingeroepen dient te worden. Daarna volgt uiteraard de afweging of het wenselijk is Force Majeure daadwerkelijk in te roepen.
3. De derde invalshoek is natuurlijk richting de schilder/straler die als “subcontractor” van de werf de werkzaamheden met dit vervuilde grit heeft uitgevoerd en het dus qua verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid in de keten versus de werf heeft veroorzaakt c.q. richting de toeleverancier die dergelijk vervuild grit eventueel rechtstreeks aan de werf heeft aangeleverd. Ook hiervoor is de contractuele basis weer zeer relevant en zal daar onderzoek naar moeten worden gedaan. Het verdient in ieder geval de aanbeveling, ter bewaring van rechten, alle betreffende toeleveranciers schriftelijk aansprakelijk te stellen. De schadediscussie is dan een discussie van een latere aard, maar een aansprakelijkheidsstelling is voor bewaring van de eigen positie en een adequate follow-up daarop aan te raden.
4. De vierde dynamiek is dat de producent c.q. distributeur van dit vervuilde grit mogelijk ook rechtstreeks aansprakelijk is te stellen wegens productaansprakelijkheid. Gaat het bij de levering van producten om een ‘gebrekkig product’ dat bijvoorbeeld leidt tot een gebrek op het gebeid van de veiligheid, dan kent het Nederlandse recht daar een risicoaansprakelijkheid voor van de producent.
5. De vijfde en laatste invalshoek is die van een eventuele verzekering. Het hangt natuurlijk sterk af van het antwoord op de vraag welke risico’s de betreffende werf verzekerd heeft, maar het loont zeker de moeite, omdat er nu eenmaal schade door deze affaire optreedt, om te kijken of hiervoor op de één of andere wijze dekking onder een eventuele verzekering bestaat.
• Vanuit toeleveranciers’ zijde bezien
Feitelijk spelen bovenstaande invalshoeken mutatis mutandis ook voor de dynamiek vanuit de kant van de toeleveranciers bezien.
1. Allereerst zal ook een toeleverancier (bijvoorbeeld de schilder of de straler die dit materiaal gebruikt heeft en dus in de keten de werf toe verantwoordelijk is) direct feitenonderzoek moeten doen om zodoende zijn eigen positie in kaart te brengen. De vragen zoals die hierboven onder punt 1 zijn geformuleerd, spelen uiteraard net zo voor een toeleverancier die zich met deze situatie geconfronteerd ziet.
2. Op grond van de feitelijke situatie zullen er ook door de betreffende toeleverancier meteen maatregelen ter beperking van de schade genomen moeten worden, allereerst richting het eigen personeel maar ook tegenover de opdrachtgevers, meer in het bijzonder de opdrachtgevers die zelf weer uit voorzorg hun bouwproces hebben stilgelegd. Mede vanuit schadebeperkend oogpunt is pro-actief en doortastend handelen daarbij het devies. De discussie over de vraag ‘wie moet wat betalen’ zal, als op voorhand niet duidelijk mocht zijn voor wiens risico één en ander komt, pas van een latere orde zijn. Eerst maatregelen nemen ter indamming en ter oplossing van de vervuilde situatie zodat personeel wordt beschermd en projecten verder kunnen.
3. Het onmiddellijk in kaart brengen van de situatie geldt ook voor de contractuele verhouding van de toeleverancier met zijn opdrachtgever in de keten, de werf. Er zal direct nagegaan moeten worden wat het contract of de eventueel van toepassing zijnde algemene voorwaarden tussen toeleverancier en werf op dit punt en op het punt van een mogelijke aansprakelijkheid of mogelijk beperking daarvan bepaalt. De uitkomst hiervan is vanzelfsprekend bepalend voor de vraag hoe een eventuele reactie zou (kunnen) zijn in het geval er een aansprakelijkheidsstelling van de werf is ontvangen.
4. En naar beneden in de keten, dus vanuit de toeleverancier weer naar zijn leverancier, geldt dit evenzo. Ook hier zal beoordeeld moeten worden wat de contractuele relatie precies inhoudt om zo onder het contract en eventuele toepasselijke algemene voorwaarden te kunnen bepalen wat de juridische positie is en waar de aansprakelijkheid (en een eventuele beperking ervan) ligt. Een aansprakelijkheidsstelling naar deze leverancier toe ter bewaring van rechten, lijkt ook hier zeker geïndiceerd.
5. De punten 4 en 5 zoals hierboven opgemerkt, zijn evenzeer voor de toeleverancier die het aangaat precies zo relevant.
Dit zijn zo de eerste algemene lijnen in het kader van de problematiek rondom het asbest-vervuilde-staalgrit dat de afgelopen twee weken speelde. Wij raden kort samenvattend aan partijen die daarbij betrokken zijn aan om eerst maar eens in kaart brengen wat de precieze omvang en gevolgen van dit alles zijn. Hopelijk valt het allemaal wel mee, en kunnen de stilgelegde projecten zo snel mogelijk weer opgestart worden (als ze dat inmiddels niet al zijn), maar desalniettemin is actie nu wel op zijn plaats. Als de projecten dan weer lopen, dan valt verder wel in kaart te brengen wat de aansprakelijkheids-, de financiële en de eventuele verzekeringstechnische gevolgen zijn.
Nu ons kantoor volop bezig is rondom de juridische kwalificaties en het inventariseren van de gevolgen van deze problematiek, zijn wij vanzelfsprekend bereid om ook uw specifieke vragen hieromtrent te beantwoorden. U kunt daarvoor contact opnemen met Mr J.S. Ort via ort@zwartbol.eu of via 078-6992529.